“Historici verbazen zich over de nieuwe ’beeldenstorm’ die over Nederland raast”, schrijft de Telegraaf op 17 januari. Dat lijkt mij sterk; historici zouden moeten weten dat het herwaarderen van de geschiedenis een verschijnsel van alle tijden is. Sterker nog, dit ‘gebruik van het verleden’ was de afgelopen decennia een belangrijke stroming in het historisch onderzoek. Verbazing is dan niet de meest voor de hand liggende reactie, maar dat de emeritus professoren Emmer en Ankersmit geïrriteerd zijn, dat geloof ik wel. Maar daar is geen goede reden voor. Er wordt namelijk niet ‘gefraudeerd met de geschiedenis’, zoals de kop doet voorstellen, er wordt alleen maar anders omgegaan met de geschiedenis. Dat een school J.P. Coen niet langer op een voetstuk wenst te plaatsen is nogal logisch gezien zijn geschiedenis van wreedheden. Die geschiedenis moet niet vergeten worden, integendeel, maar Coen hoeft ook niet gevierd en geëerd te worden met zijn naam op de gevel een school. En het is alleen maar goed dat we niet alleen herinneren dat Johan Maurits het Mauritshuis heeft laten bouwen, maar ook dat hij een rol in de transatlantische slavenhandel had. Zo wordt voor iedereen duidelijk dat historische personen gewoon mensen van vlees en bloed waren, en dus veel complexer dan helemaal goed of helemaal fout. Een naamsverandering van een school of de verplaatsing van een buste naar een andere zaal is natuurlijk geen censuur. Het rekent af met een onvoorwaardelijke heldenverering sinds de negentiende en vroege twintigste eeuw. Het verschaffen van context maakt geschiedenis uiteindelijk veel interessanter dan wat simpele verhalen over helden en schurken.